De ene zool is de andere niet
Als je met een voetklacht de deur uitloopt bij een verwijzer is het advies ga maar een zool laten aanmeten. Nu zit er wel wat verschil in zolen net zo goed als dat er verschil zitten in brilsterkte en pillen en tabletten bij de apotheek.
Een podotherapeut gaat altijd uit van de voet als een bewegend geheel. De vorm van de voet is vrijwel altijd een gevolg van hoe de voet beweegt en vrijwel nooit de oorzaak. Dus de vorm is het gevolg van het gebruik.
Betekend dat klachten voortkomen uit de beweging en dus niet uit de vorm. Daarbij aangemerkt dat alle spieren van het bovenbeen en zeker het onderbeen direct of indirect gerelateerd zijn aan de beweging van de voet. De voet moet zich namelijk aanpassen aan de ondergrond en aan de lichaamsbeweging. Die voet zit dus werkelijk tussen ondergrond en de rest van ons lichaam.
Omdat die voet bewegelijk moet zijn moet een zool die bewegelijkheid compenseren, corrigeren dan wel beperken. De vorm van de voet genomen door een gips of een statische (onbeweeglijke) voet dan ook niet voldoende om daar een goede zool voor te maken. De kleur en de vorm van de ogen bepaald ook niet de sterkte van je brillenglazen. Daar heb je een functie test bij nodig. Dat is precies wat wij ook in de praktijk doen. Wij laten de mensen altijd belast en onbelast bewegen om zo inzicht te krijgen van hoe bewegingen oorzaak en gevolg zijn ten opzichte van de klacht.
Dus het moment dat u een zool krijgt ‘aangemeten’ na aanleiding van een niet bewegende voet en dus zuiver uitgaat van de vorm van de voet is de kans zeer groot dat zo’n zool voor u geen verlichting van de klachten geeft. De functie van het oog is zien, de functie van de voeten is lopen. Of dat uw ogen er prachtig uitzien is dus niet relevant.
Zoals wel vaker wordt gesteld, de vorm volgt de functie en niet andersom. De zool moet toegepast zijn op de beweging en dus niet andersom. Dus de eerste in het oplossen van voetklachten is onderzoek naar de voetfunctie.